Jan Pronk (1940, dus rond 77 jaar) mocht op 1 mei 2017 de Koos Vorrink lezing houden, zie diens tekst alhier.
Pronk was minister voor ontwikkelingssamenwerking in de kabinetten Den Uyl, Lubbers 3 en Kok 1 en minister voor VROM in Kok 2. Daarvoor en tussendoor nog kamerlid en werkzaam voor de VN.
Ik heb aan Pronk drie actieve herinneringen. Ik was eens congresafgevaardigde voor de afdeling Scheveningen van de PvdA, media jaren ’80, en Pronk sprak het congres toe over de doelstellingen van de internationale sociaaldemocratie voor een betere wereld, en kreeg een daverend applaus. Ik klapte mee natuurlijk. Vervolgens was er een symposium na het overlijden van Tinbergen waar Pronk sprak. Vervolgens was er, ergens in 1998-2002, een vergadering van een commissie van de Tweede Kamer over het milieubeleid, en vanaf de publieke tribune kon ik constateren dat minister Pronk van VROM het uitstekend deed.
In 2013 stapte Pronk uit de PvdA. De goegemeente zal hem wel tot de mastodonten van de sociaaldemocratie rekenen, die nu dan door de woestijn dwaalt. Mijn indruk is dat Pronk beter verdient, maar laat ik eerst naar bovenstaande lezing kijken.
Vier overwegingen
Pronk’s lezing begint met vier overwegingen waarom hij voor de sociaaldemocratie koos: (1) ethische uitgangspunten en de Doorbraak, (2) de economische wetenschap en de inspiratie door Jan Tinbergen, (3) een tweede doorbraak, namelijk het afscheid van Marxistisch denken in termen van klassenstrijd en derhalve het accepteren van een veelgeschakeerde samenleving, (4) de internationale oriëntatie. Voor de jonge Pronk leidde de keuze voor de sociaaldemocratie ook tot de keuze voor de PvdA, maar in 2013 lag dat anders.
Van Drees naar Schuivende Panelen naar Paars
Pronk’s lezing beschrijft dan de politieke jaren 1960-1986. Wanneer het Tweede Kabinet Den Uyl er niet komt gaat de PvdA zelf in de woestijn dwalen, de neoliberalisering zet door, Den Uyl draagt de voorzittershamer aan Wim Kok over, en de commissie Pronk schrijft het rapport Schuivende Panelen. Dezelfde jaren staan ook in het recente boek Zeventig jaar zoeken naar het compromis over de parlementaire geschiedenis 1946-2016 – althans, ik heb alleen het tv-interview over dat boek gezien.
Pronk neemt Kok in bescherming, die met het “loslaten van de ideologische veren” blijkbaar wat anders bedoelde dan de media ervan gemaakt hebben.
Hier ontstaat een punt van kritiek: Pronk stelt niet helder dat die neoliberalisering werd gedragen door de wetenschap. Het vulgair keynesiaans denken had tot stagflatie geleid – een combinatie van werkloosheid en inflatie en gangbaar stagnatie van investeringen en groei van de productie. Economen keerden daarom terug naar het marktdenken. Pronk verwijst naar globalisering als oorzaak maar ook dat is slechts een gevolg.
Kernpunt is dat de sociaaldemocratie geen goed antwoord had op een wetenschappelijke visie die tegen de eigen idealen inging. De “derde weg” van Wim Kok was een voortzetting van de loonmatiging, waardoor Nederland de eigen werkloosheid naar het buitenland exporteerde, en met de opbrengsten van het aardgas konden nog sociale voorzieningen in stand worden gehouden. Maar inspirerend was het niet.
Paars
Pronk erkent dat bestuurders blind kunnen zijn:
“Binnen de paarse coalitie waren we in staat de kiezers duidelijk te maken waar wij de grenzen trokken. Maar ik sluit niet uit dat we onvoldoende inzagen dat we meewerkten aan het geleidelijk verder opschuiven van die grenzen. Wie midden in het machtscentrum zit waar politieke gevechten worden gevoerd, gewonnen en verloren, waar beleid wordt geformuleerd en compromissen worden gesloten, kan wel eens het zicht verliezen op de effecten van dat beleid voor de mensen aan de onderkant van de samenleving, zelfs als men er oprecht naar streeft die onderkant niet uit het oog te verliezen en de mensen niet los te laten.”
Mijn kritiek is dat dit zicht structureel is verloren, en niet “wel eens”. Zie de drie fouten van Wim Duisenberg reeds tijdens het kabinet Den Uyl. Pronk noemt de “strijd om de Melkert banen”, maar noemt dan niet dat politicoloog en PvdA-kamerlid Ad Melkert juist geen vragen stelde over de censuur van de wetenschap sinds 1990 door de directie van het Centraal Planbureau.
Pronk:
“Voor overmatige zelfrechtvaardiging is geen reden. Het [is] een feit dat rond de eeuwwisseling alle economische indicatoren er goed voor stonden: een evenwichtige begroting, een sterke munt, financiële stabiliteit, bijna volledige werkgelegenheid, een zich zelf in stand houdende economische groei. Nederland werd daarvoor door buitenlandse waarnemers geprezen.”
Ja, het blijft verbazen hoe stevig die oogkleppen waren. Dit zgn. Nederlands succes werd dus gekocht met de politiek van de loonmatiging en export van werkloosheid. Nu Duitsland het ook doet wordt duidelijk dat Zuid Europa wordt weggeconcurreerd (zie hier). Bij Bretton Woods legde Keynes nog luid en duidelijk uit dat overschotlanden ook een verantwoordelijkheid hebben.
“Bovendien had het publiek zich ronduit optimistisch getoond over de invoering van de Euro, die in ons land met meer enthousiasme werd verwelkomd dan elders.”
Maar Pronk heeft dan blijkbaar niet gehoord over eenzijdige voorlichting over de euro … Deze 70 economen kwamen natuurlijk nogal laat, in 1997. Ik zou het ook niet zo verwoorden zoals zij het doen, maar mijn advies in 1990 op het Centraal Planbureau tot een parlementaire enquête was op tijd en adequaat.
“Maar plots veranderde het beeld. Dat hadden we moeten voorzien. Het was een politieke fout dat we de groeiende ontevredenheid niet zagen aankomen. Die overspoelde ons als een golf, weliswaar aangewakkerd door een wind die woei buiten de sfeer van de traditionele politieke partijen – Pim Fortuin en groeperingen die kozen voor ‘Leefbaarheid’ als eerste prioriteit – , maar dat veranderde niets aan het feit dat veel burgers inderdaad ontevreden waren.
Dat lijkt me incorrect. Bolkestein was al tijdens Paars begonnen om het orgel van de ontevredenheid te bespelen. Hoe kun je denken dat mensen met een “Melkert baan” tevreden zouden moeten zijn terwijl het geen echte baan is ? Ik wil Pronk best geloven dat hij het niet zag aankomen maar het toont ook verblinding.
In 1993 was Jan Nagel (1939) bijv. uit de PvdA gestapt en begon Leefbaar Hilversum. Ikzelf was in 1991 uit de PvdA gestapt. Wanneer Nagel en Pronk daar nu eens van geschrokken waren, en hadden onderzocht wat er aan de hand was …. Met een mentaliteit van “we praten niet meer met mensen die uit de partij stappen” maak je het jezelf nogal erg gemakkelijk om tot verblinding te geraken. Ook die “Rode Hoed groep” uit 1991 kwam daardoor niet verder. Zie mijn bespreking Soms loopt het zo.
Niemands land 2009
Pronk:
“Ik moet u bekennen dat ik nogal ben geschrokken van de analyse die Marcel van Dam in zijn boek Niemands land (2007) [dit moet 2009 zijn], waarin hij een schets gaf van het beleid en de effecten in de jaren negentig.”
“Misschien was een combinatie van luid verzet van middengroepen en stil verzet van mensen uit de ‘onrendabele’ onderklasse verantwoordelijk voor de ongekende nederlaag van de PvdA in 2002: een halvering van de fractie in de Tweede Kamer.”
Marcel van Dam (1938) is een andere PvdA-verlater, nu in 2003. Van Dam is socioloog en uitvinder van de “exit poll”. Diens Niemands land is ook een apologie van de verblinding. De samenvatting stelt (met andere kleur voor citaten anders dan van Pronk): “Hoe is het mogelijk dat een ervaren oud-politicus (ex-minister en ex-parlementariër), iemand die al bijna twintig jaar lang wekelijks een column in de Volkskrant schrijft over Nederland, nota bene een socioloog, niet in de gaten heeft gehad dat ons land aan het begin van de jaren tachtig ideologisch radicaal begon te veranderen?”
Van Dam is dus geen econooom, en mijn deconstructie van diens boek staat, eerst in mijn concept-boek Iedereen Blij (2010), en vervolgens bewerkt in Democratie & Staathuishoudkunde (D&S) (2012). De burger die overzicht en analyse van de situatie wil, kan het beste D&S gaan lezen.
In 2006 stemt Van Dam op de SP. In dit interview uit 2009 met Jan Marijnissen (zie mijn protest tegen Hoe dan, Jan?) verwijst Marcel van Dam naar het Belastingplan voor de 21e Eeuw van Gerrit Zalm (VVD) en Willem Vermeend (PvdA), maar helaas verwijst Van Dam niet naar de leugen van Zalm en Vermeend.
Van Dam zegt tegen Marijnissen: “Ik heb er twee en een half jaar aan besteed om het allemaal te onderzoeken. Gewone mensen doen dat niet. Als ik vertel dat mensen met een minimuminkomen nu minder koopkracht hebben dan in 1980, dan gelooft niemand je. Ook politici niet.” Nou, misschien doen gewone mensen dat niet, maar economen wel, hoor. En bij dat onderzoek heeft Van Dam dan geen gebruik gemaakt van internet, want dan had hij mijn website wel kunnen vinden.
Van Dam: “De technocratie heeft het pleit gewonnen. Bezieling is vervangen door pragmatisme. Het neoliberalisme heeft diep ingegrepen, juist ook bij de PvdA. Kijk naar hoe er politiek bedreven wordt: het geloof is weg. Er is geen geloof meer in een betere toekomst. Dat is vervangen door de toekomst die berekend wordt door het Centraal Planbureau. Onze toekomst wordt nog slechts ‘uitgerekend’. Men denkt zelfs de toekomst over honderd jaar uit te kunnen rekenen. De bezuinigingen die nu moeten worden doorgevoerd worden gemotiveerd met een verwijzing naar de verre toekomst. Het is de hoogmoed van de Toren van Babel.” Ook Van Dam begrijpt niet dat het neoliberalisme weliswaar gezien kan worden als een politieke stroming, maar dat het erom gaat dat de economische wetenschap geen alternatief had voor meer nadruk op het marktdenken, zodat ook PvdA-economen zulk beleid moesten erkennen. Echter, mijn analyse is een amendement daarop, en geeft dus wetenschappelijk dus weer een ander perspectief. Maar dan moet je wel respect voor wetenschap hebben. Wanneer Van Dam naar het CPB verwijst, dan had hij toch ook wel mijn boek Trias Politica & Centraal Planbureau (1994) hebben kunnen vinden, maar dat deed hij ook niet, ondanks zijn 2 + 1/2 jaar zoeken. Maar ja, Van Dam zal mij als medewerker van het CPB dan wel zien als “technocraat”, en zal het vast fijn vinden dat mijn werk gecensureerd is omdat het werk van zulke “technocraten” toch niet zal deugen. Van Dam schept zo zijn eigen monster en alleen omdat hij geen respect heeft voor wetenschap.
Het gaat hier natuurlijk om de lezing van Jan Pronk, maar het punt is wel dat Pronk niet bovenstaand antwoord aan Van Dam heeft.
De mastodonten die de PvdA verlaten zoeken ieder hun eigen woestijn op.
Wie is wie kwijtgeraakt?
Pronk:
“Die teruggang is niet uniek voor Nederland. Ook in andere Europese landen is de sociaal democratie verzwakt. Bij de recente Presidentsverkiezingen in Frankrijk spelen de socialisten geen rol. In Engeland is Labour gemarginaliseerd. In Zuid-Europese landen en in Scandinavië staan traditionele sociaaldemocratische politieke partijen buiten spel. Alleen in Duitsland is er hoop. Maar het algemene beeld is gekanteld. Er zijn specifieke redenen waarom de PvdA in Nederland momenteel tot irrelevantie lijkt gedoemd, maar er moeten ook structurele factoren zijn van een meer algemene gelding.”
Hier wordt het bovenstaande onderwerp opnieuw behandeld in andere woorden. Wat eerst voor Nederland gold blijkt internationaal te gelden, maar dit mag ons weer niet verbazen, omdat we reeds de diagnose hebben gesteld dat het onderliggende proces uit de economische wetenschap bestaat.
Pronk komt tot de conclusie dat er een nieuwe Marx ontbreekt, en hij lijkt daarmee Marx als ideoloog te bedoelen, van wie hij eerder afstand nam.
“In deze [neoliberale] euforie werden tegengeluiden vanuit de socialistische of sociaaldemocratische beweging node gemist. Het ontbrak de beweging aan een visie die was gebaseerd op systeemkritiek.”
Dit is dubieus. Ex cathedra plaatst hij mij buiten “de beweging” terwijl ik toch lid van de PvdA was in 1975-1991 en mij zelfs kandidaat stelde voor het voorzitterschap. Wederom ziet Pronk de rol van de wetenschap niet. Het is de taak van de economische wetenschap om, na het neoliberale antwoord op het vulgair keynesianism, voort te bouwen en nog betere wetenschap te vinden. De wetenschap gaat over de informatie. De politiek gaat over de doelen. Wie dat onderscheid niet maakt komt tot verwarde analyses.
Voor mijzelf is het wel een punt van observatie dat ik op het CPB tot een nieuwe neoclassieke synthese kwam, terwijl mij onbekend is of er ook collegae in het buitenland zijn die tot iets soortgelijks zijn gekomen. Wellicht is er elders ook censuur, of, steunt mijn synthese juist op de bijzonder historie van het CPB, waarin Jan Tinbergen vanaf het begin de wetenschappelijke basis heeft benadrukt. Bijv. bij de tegenhanger in de USA, de Council of Economic Advisors, maakt de voorzitter van de CEA deel uit van het kabinet van de President, en heeft daardoor nog altijd een veel politiekere rol. Zie dit memo in de Newsletter van de Royal Economic Society (RES).
Vervreemding en uitbuiting
Pronk doet dan enkele suggesties voor zo’n nieuwe Marx, maar voorzover ik kan zien komt hij niet verder dan het bekende rijtje van vervreemding en uitbuiting, waarover ook die Schuivende Panelen het al hadden en waarop ook Marijnissen de trom slaat. We lezen hoe mensen buiten het wereldsysteem van het kapitalisme worden gedreven en anderen weer daarbinnen, en beide keren is het onrecht.
Politieke bureaucratie
Pronk realiseert zich dat hij op die manier niet verder komt, en concludeert dan:
“De beweging van de sociaaldemocratie werd een institutie, een bureaucratie. Een beweging mobiliseert. Instituties plegen te managen en bureaucratieën geven geen thuis.”
“De socialistische internationale is een zachte dood gestorven. De Europese sociaaldemocratie maakt geen vuist, uit vrees voor het electoraat.”
Mij is onduidelijk hoe dit zich verhoudt tot de technocratie waar Van Dam op afgaf. Maar misschien is dit hetzelfde, wanneer we uitgaan van een politiek-bureaucratisch complex.
Misschien heeft Pronk ook wel Wouter Bos in gedachten, die blijkbaar soms niet meer wist waarom hij het deed.
Toch aarzel ik bij het al te gemakkelijk afdoen van “bureaucratie”. Een degelijke overheid is ermee gediend dat de ambtenaren zich aan de regels houden. Ook een politieke partij is ermee gediend dat er interne regels zijn. Een goede regel zou zijn om wanneer iemand het lidmaatschap opzegt tenminste een fatsoenlijk exit-gesprek te voeren in plaats van de afvallige te verketteren of juist dood te zwijgen. Dus de term “bureaucratie” zegt relatief weinig, en je kunt beter aangeven waar een bureaucratie faalt.
Griekenland en de euro
Pronk geeft kritiek op moleculair bioloog en PvdA financieel woordvoerder Ronald Plasterk.
“Toen de Griekse Minister-President Papandreou (overigens zelf socialist) het plan opvatte om de vanuit Europa opgedrongen bezuinigingen voor te leggen aan een referendum, en de financiële markten op hol sloegen, reageerde Ronald Plasterk als door een wesp gestoken: “Zijn ze nou helemaal belatafeld”. Daarmee bedoelde Plasterk niet de financiële markten, maar een wettig gekozen politicus die een democratisch instrument wilde hanteren, dat tal van andere Europese lidstaten zelf regelmatig toepassen, maar Papandreou werd ontzegd. Waarom? Omdat democratie niet in de kraam te pas kwam van het financiële kapitaal? Daar leek het wel op. Papandreou moest het veld ruimen en een half jaar later werden met premier Samaras, die nauwe banden had met financiële instellingen, wel zaken gedaan. En daarna werd een volgende premier, Tsipras, een beleid opgedrongen en met economische middelen afgedwongen dat haaks stond op de uitkomst van het referendum dat hij wel had weten door te zetten.”
Dit is te kort door de bocht en is niet helder t.a.v. het gebrek aan internationale sociaaldemocratische solidariteit.
(1) Griekenland had zich reeds via normale verkiezingen aan de EMU verbonden, en je moet niet doen alsof een referendum die afspraken ongedaan kan maken.
(2) Er kan veel gezegd worden over het politieke spel hieromheen. Papandreou wilde zich wel inzetten voor zulke bezuinigingen, dus voor hem ging het referendum klaarblijkelijk om het winnen van grotere rust in plaats van het doorschuiven van de hete aardappel. Maar het blijft een onverantwoord middel, met ook de mogelijkheid dat Papandreou toch weer tegen de Eurozone zou zeggen dat de bevolking het niet wilde.
(3) Het zijn Papandreou’s Griekse partijgenoten die hem aan de kant hebben geschoven. Wellicht is niet de international sociaaldemocratische solidariteit maar juist de interne Griekse sociaaldemocratische solidariteit van belang.
(4) De juiste kritiek op Plasterk betreft niet het referendum maar inderdaad het gebrek aan solidariteit met de werklozen in Zuid Europa. Waar is de kritiek van Plasterk op het Nederlandse loonmatigingsbeleid ? Zie mijn protest: hier en hier.
Pronk:
“Ik heb van de kant van sociaaldemocratische politici in Europa geen afwijkend geluid gehoord. Integendeel. De sociaaldemocraat Dijsselbloem, in zijn functie als voorzitter van de Eurogroep, dwong Griekenland tot een aanpassings-, bezuinigings- en privatiseringsbeleid dat sociaaldemocraten twintig jaar geleden, toen het IMF een dergelijk beleid wilden opleggen aan ontwikkelingslanden, altijd hadden bestreden. De Griekse minister van Financiën, Varoufakis, door collega economen alom gerespecteerd, doch partijpolitiek links gepositioneerd ten opzichte van de sociaaldemocratie, kreeg geen gehoor. Hij ruimde het veld.”
Ook weer iets genuanceerder:
(1) Pronk geeft niet aan waarom het beleid van Dijsselbloem niet deugde. Zolang de economische wetenschap het neoliberalisme omarmt, kan Dijsselbloem relatief weinig anders, behalve dan, dat Dijsselbloem als minister medeverantwoordelijk is voor de censuur van de wetenschap sinds 1990 door de directie van het CPB. Zie hier voor beoordeling van de rol van Dijsselbloem.
(2) Wellicht is Varoufakis alom gerespecteerd maar ik acht hem een malloot. Hij is een speltheoreticus en heeft niet de kennis die hier relevant is. Zelfs als politicus zou Pronk toch moeten zien dat de opstelling van Varoufakis contraproductief was. Zie mijn bespreking van deze episode.
Pronk’s vertrek uit de PvdA
Pronk nam in 2002 (62 jaar oud) afscheid van de nationale politiek. Hij constateert dat de PvdA na 2002 – dus niet langer onder zijn eigen mede-verantwoordelijkheid – niet meer “streed” voor haar idealen maar meewoei met de neoliberale wind. In feite is dit niet anders dan tijdens Paars, maar bij de opkomst en moord op Fortuyn ontstond er scherpe cultuurkritiek, waar de PvdA geen weerwerk gaf.
De redenen voor Pronk’s vertrek in 2013:
“Wanneer die beginselen niet alleen worden verwaarloosd, maar willens en wetens terzijde worden geschoven en opzettelijk worden verloochend, is de partij geen thuishaven meer voor voorvechters van die beginselen. Toen de PvdA beginselen van internationale solidariteit afschafte, door eenzijdig te korten op hulp aan andere landen, en door asielzoekers die niet naar hun land van herkomst terug durfden gaan, maar een illegaal verblijf in Nederland verkozen boven vervolging in eigen land, als criminelen te bestempelen, was voor mij het moment gekomen te vertrekken. Ik was en bleef sociaaldemocraat, maar kon de PvdA niet meer zien als mijn sociaaldemocratisch huis. “
Pronk constateert dat zijn vier overwegingen voor de keuze voor de sociaaldemocratie in stand blijven. Dat lijkt me te billijken.
Ikzelf heb ervoor gekozen mij na het vertrek uit de PvdA “sociaal liberaal” te noemen. Een afscheid maakt het mogelijk om e.e.a. nog eens te overdenken. Mij stond het geflirt met de wetenschap in het zogenoemde “wetenschappelijk socialisme” toch tegen, waar Marx zwak was in wiskunde en Michio Morishima weliswaar een interpretatie van aspecten kon geven in termen van de Von Neumann technologie: maar dan ligt de relevantie toch bij Von Neumann en niet bij wat in oude teksten kan worden gevonden wanneer je maar selectief gaat winkelen. De oude Drees sr. schreef een interessant boek over zijn studie aan Marx, geredigeerd door Bart Tromp, maar het is vooral historisch interessant.
Pronk verwijst naar een bundel Haalt de PvdA 2025? (2017) onder redactie door Bram Peper (1940) – nog steeds lid van de PvdA, en nog steeds geen gebruik van internet makend om mijn kritiek te bestuderen. Pronk is skeptisch t.a.v. de perspectieven:
“De huidige leiding van de partij bestaat uit dezelfde personen die de afgelopen jaren verantwoordelijk waren voor het gevoerde beleid. Zij hebben geen teken gegeven het roer te willen omzetten. En niets wijst op een nieuwe omwenteling van binnen uit, zoals destijds onder invloed van Nieuw Links. Een jonge generatie komt er niet aan. Die voelt zich, voor zover zij partijpolitiek is geïnteresseerd, meer door andere partijen aangetrokken.”
Pronk had al kritiek op de politieke-bureaucratie maar voegt daar dus kritiek op de leiding toe. Mijn indruk is dat de kritiek scherper kan luiden. Lodewijk Asscher maakte de fout in 2012 door de VVD-PvdA coalitie niet te bekritiseren, die op gespannen voet met de verkiezingscampagnes stond. Vervolgens heeft hij eerst vier jaar lang het VVD-PvdA beleid verdedigd, maar pas bij de verkiezingen in 2017 kwam de kritiek op Samsom, maar zonder zelfkritiek voor die vier jaar. Vervolgens, juist die kiezers die juist wel begrip voor de VVD-PvdA coalitie hadden en die nog wel PvdA stemden, die krijgen nu een tik op hun vingers doordat Asscher voor de oppositie kiest. Wie zorgvuldig naar het track-record van de jurist Asscher kijkt kan zich slechts verbazen.
Linkse samenwerking
Pronk ziet de PvdA dus verdwijnen, en opmerkelijk genoeg verwacht hij dan een oplossing in een linkse samenwerking – met daarin dan ook die verdwijnende PvdA.
“Belangrijker dan de vraag of de PvdA nog een toekomst heeft als een sociaaldemocratische beweging, is de vraag of er nog een toekomst is voor links. U zult zich misschien afvragen: links, wat is dat vandaag de dag? Is het nog wel zinvol een onderscheid te maken tussen links en rechts? Is de samenleving niet zo veelkleurig en zo ingewikkeld geworden dat zij niet in een links-rechts schema kan worden gemodelleerd? Dat moge waar zijn in sociologisch opzicht, en misschien ook in partijpolitieke zin, maar niet in politieke zin, en dat is iets anders. Ik vrees dat de ontkenning van een links-rechts tegenstelling politiek rechts in de kaart speelt. Met politiek rechts bedoel ik al diegenen die niet links willen zijn. Dat lijkt een tautologie, maar ik zou een linkse wereldbeschouwing of een linkse gezindheid willen omschrijven als een keuze voor [zie Pronk’s opsomming]”
Pronk geeft een nummering, waardoor het wellicht heel wat lijkt, maar zonder nummering zijn het deze begrippen: democratie, rechtsstaat, vrijheid genormeerd door verantwoordelijkheid, sociaal (…), multicultureel (…), kosmopolitisch (…), duurzaam (…), groen (…), solidair (….), publiek (…).
Pronk stelt dat een afwijking hiervan als rechts kan worden gezien. Wie bijv. het kosmopolitische afwijst wordt een nationaal-sociaaldemocraat, en wie ook het multiculturele afwijst wellicht een nationaal-socialist. Deze begrippenlijst past een beetje bij de oude PvdA maar misschien zou deze ook passen bij D66 of GroenLinks of grotendeels zelfs VVD en Christen-Unie en CDA, want het zijn maar begrippen en geen uitgewerkte programmapunten. Mijns inziens zijn er meer dimensies en niet alleen zo’n schaal van links naar rechts. Het is ook complex: multiculturalisme veronderstelt dat je andere culturen respecteert, maar ook als een onderdeel daarvan is dat vrouwen onderdrukt worden ?
Pronk denkt derhalve nog in termen van links-rechts, terwijl mijn neiging is afspiegelingskabinetten voor te stellen, waarin zoveel mogelijk partijen zitten behalve wie extreem of incompetent is.
Pronk:
“Het zwaartepunt binnen het electoraat ligt nu bij rechts plus een beetje centrum. Dat is niet meer een politieke slingerbeweging, zoals in de afgelopen decennia. Het is een structurele verschuiving in de politieke verhoudingen, in ons land en ook daarbuiten. Dat betekent dat het zwaartepunt van de macht in regeringscoalities met een bredere samenstelling zal liggen bij rechts. (…) Het is altijd regeringsdeelname op rechtse voorwaarden. Tenzij links zich tot een machtsfactor weet te ontwikkelen. Dat kan, wanneer de linkse partijen zich niet meer laten lenen voor een verdeel en heers tactiek van rechts, maar gezamenlijk macht vormen tegen rechts (en centrumrechts), en wel op een zodanige manier dat het perspectief op een dergelijke progressieve machtsvorming mensen mobiliseert. “
Pronk is gevangen in de programakkoorden van de meerderheidscoalities en ziet blijkbaar niet de mogelijkheid van afspiegelingskabinetten, met inclusief denken. Hij gaat uit van een wij-zij denken, met de goeden die dan links zijn en de slechterikken die dan rechts zijn. De meerderheid mag de stemmen van de anderen negeren, want de tegenpartij ziet het verkeerd. Dit denken polariseert en schept zijn eigen tegenwerking.
Voor de gemeenteraden bestaat er de term “afspiegelingscollege“. Opmerkelijk is dat wikipedia geen link heeft voor “afspiegelingskabinet”. We vinden de term wel bij “anw.nl” maar daar wordt het gelijk gesteld aan “zakenkabinet” terwijl dat laatste toch echt wat anders is. Een zakenkabinet wekt de schijn niet-politiek te zijn, maar is dat natuurlijk wel, want verantwoording afleggen is een politiek proces. Derhalve is de term “zakenkabinet” een term voor demagogen, zie bijv. dat Thierry Baudet deze term gebruikt.
Inspireren
Pronk
“Er zijn nog steeds veel burgers met wat ik hierboven omschreef als een linkse gezindheid. Om hen te mobiliseren zal een aansprekend en hoopgevend alternatief moeten worden geboden: een groot verhaal, gebaseerd op waarden als democratie, mensenrechten, sociale gelijkheid, solidariteit, vrede en een duurzame toekomst. Maar dat verhaal zal mensen niet louter kunnen mobiliseren omdat het er mooi uitziet op papier. Het gaat niet alleen om de inhoud van een verhaal, maar ook om de vraag of het een perspectief biedt op machtsvorming. Alleen een combinatie van die twee mobiliseert: progressieve programmatische verbinding en gezamenlijke progressieve machtsvorming. Alleen dan kan ook in termen van macht een reëel tegenwicht worden geboden aan populistisch rechts.”
Ik volg dit niet:
(1) De definitie hierboven over het verschil tussen links en rechts laat het open dat bijv. zowel PvdA als VVD links zijn, behalve misschien t.a.v. gradaties van multiculturaliteit, kosmopolitisme, solidariteit, en milieuduurzaamheid, die dan eerder uit programmaverschillen blijken. Zulke verschillen over de partijen zijn zo divers dat er niet langer sprake is van een enkele schaal links-rechts.
(2) Iedere kiezer wordt geïnspireerd door de eigen partij. Iedere partij heeft zijn eigen grote verhaal. Er is nergens blokvorming voor nodig. Wel is het wenselijk dat er inclusief denken ontstaat, zodat iedere partij het perspectief heeft op invloed op het beleid.
(3) Wat is er gebeurd met de impotentie van de PvdA en het verval tot bureaucratie, waardoor de PvdA niet meer het geschikte vehikel voor de sociaaldemocratie is geworden ? Is dit plotseling opgelost door deze linkse samenwerking ?
(4) Ik zie in Pronk’s verhaal nog nergens het antwoord op het blote gegeven dat de economische wetenschap de neoliberal aanpak ondersteunt. Je kan zoveel linkse blokvorming hebben als je wilt, maar wanneer de wetenschap je uitlegt dat je programmavoorstellen niet werken, dan kun je er beter vanuitgaan dat ze niet werken, tenzij je wilt gaan experimenteren zoals in Venezuela.
Pronk:
“Alleen wanneer een dergelijk alternatief voor populistisch rechts wordt uitgedragen door de gezamenlijke linkse politieke partijen – PvdA, SP, Groen Links en D’66, en graag ook de Christen Unie, de Dierenpartij en Artikel 1 – zullen burgers een legitieme hoop kunnen koesteren dat het tij kan worden gekeerd. Dan zullen zij er op mogen vertrouwen dat linkse politieke leiders elkaar vasthouden, en dat niemand in de samenleving wordt losgelaten. Dan wordt het mogelijk dat het totale aantal stemmen van de gezamenlijke progressieve of linkse partijen niet verder daalt, maar stijgt omdat het vertrouwen stijgt, en met reden.”
Pronk’s criteria voor “links” blijken inderdaad zo flexibel dat hij blijkbaar genoemde partijen als “links” ziet. Maar:
(1) We hadden juist vastgesteld dat de PvdA niet meer links is, maar juist bureaucratisch. Gaan ze die bureaucratie opgeven ten gunste van die blokvorming, of, ontstaat er nu een dictatuur van het afgesproken blok, zoals Lodewijk Asscher reeds in 2012-2017 toonde welke fractiediscipline hij kan eisen – en dan als dankbaarheid het mes in de rug kan steken zoals bij Samsom ?
(2) D66 is juist een zeer neoliberale partij en derhalve, als ik Pronk’s klassieke sociaaldemocratische normen goed begrijpt, nauwelijk links te noemen. Ja, men staat voor de rechtsstaat, maar anderen ook. D66 is juist anti-democratisch, met hun kroonjuwelen van districtenstelsel, referenda en gekozen premier en burgemeester. Zie mijn boekje Laat D66 zich opheffen (2012).
(3) T.a.v. de SP is er het probleem van Hoe dan, Jan? en van het Boeien, binden, benutten. Hopelijk wil Pronk niet beweren dat de SP wel het antwoord op de neoliberale wind heeft gevonden waar de PvdA dan te dom voor was.
(4) GroenLinks ….. Ik heb hier geen onderbouwde deconstructie zoals t.a.v. eerder genoemde partijen. Laat ik die mening maar geven: Een combinatie van de getuigenis-politiek van de PPR en daaronder de geharde kaders van de CPN, en die mooie slogans over het milieu als lokkertje gebruiken zonder effectief beleid tot stand te brengen, laat staan te bepleiten. De lezer kan er natuurlijk anders over denken en wel een onderbouwde analyse hebben.
Pronk:
“Maar het gaat in dit stadium om meer, om de rechtsstaat en om de democratie. Linkse samenwerking is niet meer alleen van belang voor ieder van de linkse partijen afzonderlijk, en ook niet alleen voor gezamenlijk links, maar voor Nederland als democratische rechtsstaat, als natie waarin niet wordt gediscrimineerd. Het gaat niet om tegenwicht en tegenmacht tegen rechtse en centrum rechtse partijen, die zelf ook democratisch zijn gelegitimeerd en zich aan de spelregels van de democratie houden, maar om tegenwicht en tegenmacht tegen ondemocratisch populistisch rechts.”
In de oude sociaaldemocratie ging het ook om de bestaansvoorwaarden, zoals werk tegen redelijk loon, zorg en onderwijs, en de oude dag. Pronk ziet het accent verschuiven, en klinkt dan bijna als D66, dat zich richt op rechtsstaat en (verkeerd begrepen) democratie. Het bizarre is dat juist D66 met de kroonjuwelen het populisme omarmt, en nadien ook het neoliberalisme.
Pronk begon met het neoliberalisme maar eindigt met het populisme als hoofdprobleem, waarbij dat populisme nauwelijks wordt onderzocht. Pronk’s antwoord op het populisme is karig: Een machtsblok van vermeend links, dat het ontstaan van het populisme niet onderzoekt, dat via D66 zelf ook populistische is, welk blok zelf polariseert en tegenwerking oproept, met het risico zo zelf aan de kant te komen staan.
Pronk’s samenvatting
Pronk geeft een samenvatting maar voegt daar ook iets nieuws aan toe, namelijk een verwijzing naar Vorrink, ter ere van wie hij mocht spreken.
“En een generatie leiders eerder was Koos Vorrink, onder de indruk van de totalitaire dreiging in de jaren dertig, tot de conclusie gekomen dat socialisme niet meer is dan democratie, maar dat democratie meer is dan socialisme, en dat daarom met gelijkgezinden moest worden samengewerkt. Dat geldt, opnieuw, vandaag.”
Dit is de Doorbraak waarvan reeds in 1950 sprake was. Ik ben het met Pronk eens dat deze verwijzing naar 1950 geen teken van stagnatie maar van duurzaam inzicht is. Toch zijn er nog maar weinig socialisten, voor wie dit inzicht relevant is. We mogen aannemen dat Pronk bedoelt dat geen politieke gezindheid (ruimer dan socialisme) belangrijker is dan democratie, en dat democratische partijen derhalve moeten samenwerken. Maar, in dat geval, geldt dit voor een breed spectrum van partijen, ook de VVD en CDA bijvoorbeeld.
Niet overtuigd
Ik ben derhalve niet overtuigd door Pronk’s lezing. Waarom schrijf ik dit op ?
In het verleden was ik op een ander punt ook oneens met Pronk, en het lijkt me nuttig aan te geven welk ander punt dit was: de basisbehoeftenstrategie in de ontwikkelingssamenwerking, in het kader van het Brandt-rapport, zie hier. Jan Tinbergen zei aan de telefoon dat ik heel wel gelijk kon hebben. Inmiddels is veel veranderd maar mijn indruk is dat hier nog steeds vooruitgang kan worden gemaakt. Laat de regering deze inzichten meenemen. Een her-introductie van Tinbergen’s 0,7% lijkt achterhaald maar er kan een staalkaart van normeringen komen, met belastingen van de rijken, ook in de armere landen zelf, ten gunste van de armen, en vormgeving van internationale solidariteit. Zie mijn suggestie tot een wereldparlement.
Ten tweede gezien Pronk’s historische positie in de PvdA. Pronk zit nog gevangen in enkele oude dwalingen, en welicht kan beter inzicht bijdragen tot een betere geschiedschrijving – ook al is e.e.a. achteraf.
Ten derde om het belang van mijn advies aan de Staatscommissie parlementair stelsel te onderstrepen, zie de vorige tekst op dit weblog.